Buxushout, door de straatvaarder uit Griekenland gehaald
In de zeventiende-eeuw werd veel geld verdiend met de kustvaart in Europa: graan uit het Oostzeegebied, hout uit Scandinavië, wijn uit Frankrijk, olie uit Griekenland; er was van alles te verhandelen en vervoeren.
Speciaal voor de kustvaart was het fluitschip ontwikkeld. Een dikke buik voor de lading, weinig diepgang en een eenvoudig tuig zodat de schipper kon volstaan met een kleine bemanning. Honderd jaar lang waren deze fluitschepen de broodwinners voor de Hollandse kooplui. In die tijd ontstonden voor verschillende toepassingen verschillende vormen. De fluiten die naar de Middellandse Zee voeren waren bewapend omdat ze de kapersnesten in de Straat van Gibraltar moesten passeren. Deze fluiten werden straatvaarders genoemd.
Ergens rond 1650 is een straatvaarder vergaan op de Reede van Texel. Hij was net terug uit de subtropen, met als deklading veel buxushout. Dat is hoogwaardig hardhout dat bestemd was voor de luxe meubelmakerij. Het wrak kreeg daarom de naam ‘Palmhoutwrak’. Maar het hout was niet het enige. In het wrak vonden de duikers ook nog een unieke collectie zeventiende-eeuws textiel met bijbehorende gebruiksvoorwerpen, alles eeuwenlang bewaard gebleven onder het zand van de Waddenzee.
De schatten van het Palmhoutwrak worden nu onderzocht en geconserveerd. Regelmatig zijn er weer nieuwe vondsten in Kaap Skil te zien. Nog niemand heeft de scheepsnaam van het Palmhoutwrak kunnen ontdekken. Er vertrokken in die tijd honderden fluiten per jaar van de Reede. Op de maquette in Kaap Skil zijn zes fluitschepen te zien. Een daarvan is een typische straatvaarder: de ‘Vrouwtje van Stavoren’, te herkennen aan de matroos die zittend op de boegspriet aan het werk is met touwen en katrollen.